Gebruikelijkheidstoets en werkkostenregeling

Het Gerechtshof in Amsterdam heeft zich als eerste uitgelaten over de invulling van de gebruikelijkheidstoets in de werkkostenregeling (WKR).

Werkkostenregeling

In 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Het oude systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting is daarmee komen te vervallen. In het nieuwe systeem wordt ervan uitgegaan dat alle vergoedingen en verstrekkingen tot het loon behoren. De werkgever kan er voor kiezen een loonbestanddeel als eindheffingsloon aan te merken. over het eindheffingsloon is 80% eindheffing verschuldigd. Uitgezonderd van de eindheffing is een forfaitaire vrijstelling van 1,2% van de loonsom (de zogenoemde vrije ruimte). Binnen deze vrije ruimte  mag de werkgever zelf bepalen welke loonbestanddelen hij aanwijst als eindheffingsbestanddeel, mits dat niet ongebruikelijk is.
Sinds de aanscherping van de gebruikelijkheidstoets in 2016 moet op 2 manieren naar de gebruikelijkheid gekeken: (i)de omvang van de als eindheffingsbestanddeel aangewezen vergoedingen of verstrekkingen mag niet meer dan 30% afwijken van hetgeen gebruikelijk is en (ii) het aanwijzen van de vergoedingen of verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel moet gebruikelijk zijn.
De belastingdienst hanteert bij de beoordeling van de gebruikelijkheidstoets een doelmatigheidsgrens van € 2.400 per werknemer per jaar. Tot deze grens, kunnen vergoedingen en verstrekkingen worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel zonder dat de gebruikelijkheid wordt getoetst.

Gerechtshof Amsterdam

De werkgever had aan haar directieleden (bonus)aandelen toegekend en deze aangewezen als eindheffingsbestanddeel (werkkostenregeling). Bij de aanwijzing vallen de loonbestanddelen (in dit geval dus de aandelen) in de zogenoemde vrije ruimte van de werkkostenregeling (tot 1,2% van het loon), waardoor de waarde van de aandelen is vrijgesteld. Het Gerechtshof oordeelde dat er met de aanwijzing van de bonusaandelen sprake was van oneigenlijk gebruik van de regeling. Daarbij hecht het Gerechtshof belang aan de volgende punten:
– er is sprake van toekenning om  iet van een in aantal en in waarde omvangrijk pakket aandelen;
– er is sprake van zogenoemd zuiver beloningsvoordeel; de toekenning van de aandelen dient niet ter vergoeding van werkkosten die door de werknemers daadwerkelijk zijn gemaakt, en is daarom niet zakelijk van aard.

Gevolgen voor de praktijk

De wetgever heeft er bewust voor gekozen met de gebruikelijkheidstoets een open norm te formuleren die middels jurisprudentie moest worden ingekleurd. Met de wettelijke aanscherping van deze toets in 2016, moet steeds kritisch worden gekeken of vergoedingen of verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel kunnen worden aangewezen. Zolang op werknemersniveau de doelmatigheidsgrens niet wordt overschreden, is het simpel; de gebruikelijkheid hoeft niet te worden getoetst. Zodra het totaal van vergoedingen en verstrekkingen €1 boven deze doelmatigheidsgrens komt, zal de gebruikelijkheid wel moeten worden getoetst. En transformatie van zuiver loon in eindheffingsloon zal gelet op deze uitspraak niet op de goedkeuring van de rechterlijke macht kunnen rekenen.

Wil u de hele uitspraak lezen: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:169

Wil u de inrichting van de werkkostenregeling binnen uw onderneming laten toetsen, dan kunt u contact opnemen met Marco Bik via marco.bik@andersconsult.nl of 06-36531263.

Bel even of neem anders contact op